De kracht van compassie

Deze blog is eerder verschenen op ArtsenAuto.nl.

Melanie Gutteling-van der Heijden, longarts-intensivist in opleiding, vrijwilliger bij Compassion for Care (www.compassionforcare.nl) en coach. 

Toen ik 23 was, werd mijn vader, een sportieve ‘boom van een vent’ van 48 jaar oud, plotseling ernstig ziek. Als oudste dochter en met de boekenkennis van een geneeskundestudent ging ik mee naar het ziekenhuis voor de uitslag. Knobbels in zijn hals bleken uitzaaiingen van nooit eerder ontdekte nierkanker. Bij deze diagnose besefte ik direct ‘dit is einde verhaal’, terwijl mijn familie nog vol hoop was. Surrealistische weken volgden waarbij mijn vader binnen enkele weken veranderde van iemand die fulltime werkte, uren kon wielrennen en altijd aan het klussen was, in iemand die zo kortademig was dat hij in een rolstoel voortgeduwd moest worden en overdag in de woonkamer in een ziekenhuisbed lag. Het leek wel een slechte film.

Ondanks therapie voelde mijn vader aan dat het niet goed ging aflopen. Ik heb hier amper met hem over gesproken, want praten over gevoelens of over het naderende einde was moeilijk voor hem. Wat we wel deden was knuffelen. Als een klein kind kroop ik in zijn ziekenhuisbed om zijn liefde te voelen. Uiteindelijk duurde zijn ziekbed slechts enkele weken. Hij verlangde naar rust in deze lijdensweg, waarbij zijn geest zijn fysieke aftakeling, die zo rap ging, niet kon bijbenen. Op de dag van de euthanasie, gepland op vrijdagmiddag om 17.00 uur, gingen we als gezin een laatste ronde wandelen met mijn vader in de rolstoel, alle buurtjes zwaaiden nog een laatste keer en voor mijn vader kon de dokter niet snel genoeg komen. Typerend voor mijn vader deelde hij nog wel wat commando’s uit net voor de dokter kwam: “in de bijkeuken ligt een kettingzaag, die moet nog geslepen worden.” Hij is in de woonkamer omgeven door zijn gezin overleden. 

En toen? Overweldigend verdriet. Ik ging vaak huilend naar mijn promotieonderzoek, had tranen in mijn ogen als ik door de microscoop naar mijn gekweekte endotheelcellen probeerde te kijken. Als misplaatste troost zeiden mensen ‘uiteindelijk leer je hier alleen maar van’, waarbij ik dacht ‘ik wil niet leren, ik wil mijn vader terug!’ Toch hadden ze wel gelijk: ik had gevoeld hoe zo’n situatie kan zijn en gezien welk effect de omgang van diverse dokters op mijn vader had. Bij sommige dokters voelde hij zich enorm gehoord en gesteund, zoals de jonge aios oncologie in de VU, maar er waren ook ‘horken’, zoals hij zelf zei. Ik wilde later zelf als dokter bij die eerste groep horen. 

Ik was blij dat ik in die eerste periode volgend op mijn vaders overlijden voornamelijk in het laboratorium stond en nog geen patiënten hoefde te zien. Na mijn promotie moest ik alsnog aan de bak als coassistent. Vele moeilijke momenten volgden, met zo herkenbaar en confronterend leed, dat ik mijn emoties soms niet of nauwelijks kon bedwingen. Dat voelde als falen en ik twijfelde aan mezelf. Ik vroeg mij af in hoeverre het goed was om als arts mee te leven met je patiënten. Er waren weinig rolmodellen, weinigen toonden hun kwetsbaarheid bij confrontatie met menselijk leed. Hierdoor had ik het gevoel de enige met dit dilemma te zijn. 

In de jaren die volgden werd ik longarts in opleiding, ontmoette ik mijn man en werd moeder van 4 prachtige kinderen. Voor mijn gevoel had ik een ‘haat-liefde’ verhouding met mijn vak. Goede dagen wisselden zich af met slechte dagen en ik vroeg mijzelf af: waarom ben ik dokter geworden, is dit het waard? Slechte dagen waren dagen waarop ik van patiënt naar patiënt rende met twee seinen op zak, zonder oog te kunnen hebben voor wie die patiënt echt was. Zonder in mijn ogen echt goede zorg te kunnen leveren. Dagen waarop ik zo laat en geestelijk uitgeput thuiskwam dat mijn kinderen al in bed lagen, of ik geen energie meer had om van ze genieten. Laat staan energie voor mijzelf te hebben. Ik zag diverse collega’s stoppen met hun opleiding om of voor een ander vak binnen de geneeskunde te kiezen, of om iets totaal anders te gaan doen. Een tijdlang heb ik ook getwijfeld. 

De ommezwaai kwam toen ik mijzelf ging verdiepen in persoonlijk leiderschap en (zelf)compassie vanuit de boeken Time to care van Robin Youngson en What doctors feel van Danielle Orfi. Compassievolle zorg was precies wat ik miste op dagen dat ik het niet naar mijn zin had, was precies hetgeen mijn vader ervoer als hij een fijne dokter had en was eigenlijk de belichaming van mijn ideaal.

Het eerste doel dat ik mezelf stelde was om bewust compassievol contact te maken met mijn patiënten. En warempel, het veranderde alles, mijn dagen waren nog net zo vol, maar met patiënten die ik eerst als lastig ervoer had ik ineens makkelijker contact en de verbinding met mensen verlichtte mijn dag. In plaats van mijzelf slachtoffer te voelen van de situatie, had ik het gevoel weer zelf aan het roer te staan.

Het tweede doel was zelfcompassie: jezelf behandelen zoals je een goede vriend of vriendin zou behandelen. Dus mild zijn voor mezelf als ik iets niet wist en mijn gevoelens van angst (voor een potentieel gemiste diagnose), schaamte (om een fout tijdens de overdracht), verdriet (bij slecht nieuws), rouw (bij overlijden van een patiënt) te zien als normale gevoelens die veel dokters ervaren. Tevens goed voor mezelf zorgen: wel pauze nemen voor lunch, op tijd naar huis, etc. Tijdens mijn persoonlijke zoektocht leerde ik dus over mijn waarden en mijn voorwaarden om een bevlogen arts te kunnen zijn en blijven. Gevolg was dat ik weer met energie en plezier naar mijn werk ging. 

Omdat ik (zelf)compassie zo waardevol vind, ben ik sinds begin 2019 actief als vrijwilliger bij de stichting Compassion for Care. Ons doel is iedereen in de zorg bewust te maken van de kracht van bevlogenheid, zelfcompassie en compassie voor een duurzaam zorgmodel. Ik wil graag mensen bewust maken van dat zij zelf de sleutel in handen hebben en vandaag al binnen hun eigen invloedssfeer die verandering in kunnen zetten, net zoals ik zelf ervaren heb. De mensen zijn immers het systeem en elke kleine verandering kan het hele systeem in beweging zetten.